Deel 3: Aandachtspunten voor het betrekken van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond

Dave Plug 28-04-2021 5143 keer bekeken 1 reacties

Diversiteit is een hot topic, ook binnen vrijwilligersorganisaties. Organisaties zien de waarde in van een diverse vrijwilligerspoule, om zo mensen uit allerlei landen en culturen samen te kunnen brengen.

Toch blijkt dat niet-westerse Nederlanders over het algemeen minder aan vrijwilligerswerk doen dan autochtone Nederlanders, en dit is de afgelopen tien jaar niet verbeterd. In deze driedelige serie wordt extra aandacht besteed aan het aantrekken van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond naar vrijwilligerswerk. Vandaag deel drie: Aandachtspunten voor het betrekken van Nederlanders met een niet-westerse achtergrond bij vrijwilligersorganisaties.

Heterogene groep

Een aandachtspunt dat op het oog voor de hand liggend is, maar in de praktijk nog vaak de benodigde aandacht niet krijgt, is dat Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond een heterogene groep burgers zijn. Veel organisaties geven aan dat ze over een diverse groep vrijwilligers zouden willen beschikken. Echter, in de praktijk zien we dat deze wens vaak te breed wordt geformuleerd en specifieker kan; vooral op het gebied van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond. Divers is gewoon te breed om concreet mee te werken. Een gedetailleerde omschrijving van de doelgroepen is vaak afwezig en vrijwilligersorganisaties spreken vaak nog over niet-westerse vrijwilligers alsof het een homogene groep is.

Dit is enerzijds begrijpelijk, mensen die behoren tot een vreemde doelgroep worden vaak over één kam geschoren. Tegelijkertijd is men zich erg bewust van de verschillen tussen groepen als het hun eigen identiteit raakt (Brown, 2000). Zo lijken al die studentenverenigingen van een universiteit wellicht op elkaar voor menig Nederlander. Echter, vraag aan een student die lid is van het corps wat het verschil is tussen zijn studentenvereniging en de tig anderen in de stad en je zal waarschijnlijk een uitgebreid betoog krijgen. Voor Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond geldt hetzelfde. Nederlanders met een Turkse achtergrond zijn anders dan Nederlanders met een Marokkaanse achtergrond. Zelfs binnen gemeenschappen zijn sterke scheidslijnen te vinden; denk bijvoorbeeld aan de Koerdische gemeenschap binnen de gehele Turks-Nederlandse gemeenschap. Verder is het uitermate belangrijk voor vrijwilligersorganisaties om zich er bewust van te zijn dat binnen de gemeenschappen meerdere identiteiten bestaan die worden gevormd door kenmerken die verder gaan dan etniciteit alleen. Denk aan aspecten zoals religie (en de mate van actieve participatie hieraan), leeftijd, opleidingsniveau, en/of de doelgroep is geboren in Nederland of niet (1ste of 2de generatie). De voorbeelden laten zien dat een verandering in de mindset noodzakelijk is om Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond beter te bereiken door te (h)erkennen dat deze groep zeer pluriform is en bestaat uit veel verschillende identiteiten.

Meerdere identiteiten

Het tweede aandachtspunt sluit aan op het bovengenoemde punt en gaat dieper in op het belang van identiteit. De alinea hierboven heeft al nader uiteengezet dat Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond een heterogene doelgroep is. De nadruk ligt met name op observeerbare kenmerken zoals etniciteit, religie, leeftijd, geslacht enzovoort. Echter omvatten wij allen meerdere identiteiten tegelijkertijd waarvan veel niet duidelijk observeerbaar zijn (Tafjel & Turner, 1996). Iemand is niet slechts enkel een Nederlander die een 2de generatie Marokkaanse migratieachtergrond heeft en een student aan de universiteit is. Onze interesses en overtuigingen spelen een belangrijke rol en vormen zo één van onze meerdere identiteiten. Het is de kunst en opgave voor vrijwilligersorganisaties om de prioriteit en nadruk te leggen op de juiste aspecten in hun communicatie en inrichting van de activiteiten om de doelgroep zo goed mogelijk te bereiken.

Conclusie

Een verscherpte blik naar Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond benadrukt dus het belang van een gedetailleerde omschrijving en interne gelijkgestemdheid bij vrijwilligersorganisaties omtrent de beoogde doelgroep. Een te vage of te brede definitie van de doelgroep vermindert de effectiviteit van de rekruteringsstrategieën en kan leiden tot minder draagvlak binnen de organisatie om kostbare middelen in te zetten om nieuwe gezichten aan te trekken. Een meer diverse organisatie begint allereerst met een heldere visie en doelstelling over de identiteit van de beoogde doelgroep.

Over de auteur:

Dave Plug was onderzoeksmedewerker aan de Erasmus Universiteit, Rotterdam School of Management. In 2020 behaalde hij zijn MSc International Management aan de Rotterdam School of Management met een scriptie over de perceptie van vrijwilligerswerk onder Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond.

Bronnen

Brown, R. (2000). ‘Social Identity Theory: past achievements, current problems and future challenges’. European Journal of Social Psychology. Vol. 30, No. 6, pp. 745-778.

Tajfel, H., Turner, J. C., Austin, W. G., & Worchel, S. (1979). An integrative theory of intergroup conflict. Organizational identity: A reader, 56-65.

1  reacties

Mark Molenaar 28-04-21 om 12:01

Dave Plug Mooi, we gaan hem weer delen!

Partners:     Movisie

Cookie-instellingen