Het gaat echt goed met het vrijwilligerswerk in Nederland, maar misschien zijn we als vrijwilligers iets te braaf tegen overheid en andere overvragers. Terwijl af en toe wat boosheid naar al die mensen die wat van je willen wat je zelf niet wilt, geen kwaad kan.
Onderstaande afbeelding ken je misschien. Je ziet hier dat het samenvattend gewoon best goed gaat met het Nederlandse vrijwilligerswerk. De percentages vrijwilligers nemen nog steeds toe en mijn voorspelling is dat over een jaar of tien 60 procent van de Nederlanders vrijwilligerswerk doet. We zullen wel steeds meer zien dat bepaalde groepen veel uren vrijwilligerswerk doen, zoals gepensioneerden, terwijl onder mensen met een drukke agenda met andere verplichtingen hogere percentages (korter) vrijwilligerswerk doen.
Mijn eigen moderne vrijwilligerswerk
Ter illustratie van die laatste groep, dit hieronder is mijn eigen moderne vrijwilligerswerk. Ik ben nu 30 seconden vrijwilliger van Kinderzwerfboek, als ambassadeur. Als je mee wil doen, bijvoorbeeld door thuis een kinderzwerfboekstation op te hangen, dan kun je kijken op www.kinderzwerfboek.nl .
Draai de vraag eens om
Als laatste deel van de opwarmende introductie. Ik heb me voorgenomen om bij journalisten die bellen over “waarom doen mensen vrijwilligerswerk?” die vraag om te draaien: “Waarom doe je het niet?” Waarom is het vreemd dat mensen graag iets doen wat leuk is, wat belangrijk is en dat absolute purpose geeft. Ik snap eigenlijk niet waarom je vrijwilligerswerk dat leuk, zinvol en purposevol is, niet zou doen omdat je d'r niet voor betaald krijgt. Hoe kun je zo dom zijn om geen vrijwilligerswerk te doen? Als het zo tof, nuttig en leuk is!
Lastig om vrijwilligers te krijgen
Regelmatig krijg ik na inleidingen te horen: “Dat zal best wel kloppen dat er meer vrijwilligers zijn en zo, maar het is bij ons wel lastiger geworden om die vrijwilligers te werven”. En daar zouden deze mensen wel eens gelijk in kunnen hebben. Dat het zoeken en vinden van die vrijwilligers niet makkelijker is geworden. Maar dat het uiteindelijk nog steeds wel lukt om ze over te halen. Daarom de introductie van vrijwilligersmanagement 3.0. Met als doel het vergemakkelijken van het werven van vrijwilligers in pakweg 5 jaar.
Korte geschiedenis
Vrijwilligersmanagement 1.0 wordt geïntroduceerd in de jaren 90. Voor die tijd leek het alsof we algemeen dachten: Die vrijwilligers komen en gaan, onze organisatie blijft toch wel bestaan. Vrijwilligersmanagement 1.0 is afgekeken van het betaalde werk. Het is een procesmodel dat in ons land bijvoorbeeld mooi wordt uitgewerkt in de 5 B’s: binnenhalen, begeleiden, belonen, behouden en beëindigen.
Daarna volgde vrijwilligersmanagement 2.0. Ergens vanaf 1997 wordt duidelijk dat, net zoals bij betaalde medewerkers, het ook met vrijwilligers niet overal op dezelfde manier werkt met die 5 B’s. Dan komt er dus een echt mooi KNVB filmpje ‘back to basics’. Komen er verhalen over hoe het werkt in de zorg, in politieke organisaties en allerlei andere contexten. Dit betekent een kleine of grotere aanpassing aan de context van een organisatie van die 5B’s. Deze verkenning van vrijwilligersmanagement 2.0 is nog lang niet afgerond.
Veel van de modellen van vrijwilligersmanagement 1.0 (universeel) en vrijwilligersmanagement 2.0 (conditioneel / situationeel) worden in dit Engelse artikel van Jeff Brudney en mijzelf besproken https://www.tandfonline.com/doi/pdf/10.1080/23303131.2014.899281
Vrijwilligersmanagement 3.0: rentmeesterschap en gedeelde verantwoordelijkheid
Bij vrijwilligersmanagement 3.0 onderscheiden we, naast (vrijwilligerswerk, resultaten/output en duurzame energie, de toegang tot vrijwillige energie en het aansturen van vrijwilligers. We introduceren de term Vrijwilligers-rentmeesterschap. Vrijwillige energie staat vaak stomend klaar voor organisaties om als het ware op te roepen. Dat wordt pas echt interessant als het is omgezet in vrijwilligerswerk en dus volgens vrijwilligersmanagement 1.0 en 2.0 wordt aangestuurd. Maar, en dat is het eerste nieuwe, organisaties moeten deze energie en dit vrijwilligerswerk dan vervolgens wel zo goed en eerlijk gebruiken dat deze weer terugkomt; het duurzaam wordt. Dat is de eerste actie dat het makkelijker moet maken over 5 jaar: als de gezamenlijke gebruikers zorgen voor circulariteit, voor duurzaamheid, voor ‘ja ik blijf vrijwilligerswerk doen’.
Nu investeren, later oogsten
Daarnaast moeten we ook nu investeren in de toegang van energie om over vijf jaar te kunnen ‘oogsten’. Dat is vooral een investering in de andere beheerders, poortwachters van tijd, agenda’s en daarmee energie. Bedrijven beheren vrijwillige energie in hun bedrijf van medewerkers en wellicht klanten; middelbare scholen, MBO’s, HBO’s en universiteiten beheren vrijwillige energie van leerlingen en staf. Dat kan beschikbaar komen voor het vrijwilligerswerk: op de korte termijn in kleine pakketjes ‘geleid vrijwilligerswerk’ volgens de regels van de derde partij. Over vijf jaar misschien wel volgens jouw eigen regels!
Denk niet alleen aan jouw organisatie!
Vrijwilligersmanagement 3.0, vrijwilligersrentmeesterschap, is een breder concept dan alleen wat u als vrijwilligersorganisatie doet. Dus, let op, vrijwilligersmanagement 2.0 wordt niet vervangen door 3.0 maar het vrijwilligersmanagement wordt naar een ander niveau getild. Op dat niveau zijn er meer en verschillende partijen die zich met vrijwilligerswerk en vrijwillige energie bemoeien. De vrijwilligersorganisatie zelf, maar ook de gezamenlijke vrijwilligersorganisaties in hun collectieve verantwoordelijkheid om vrijwilligers goed te behandelen.
Stel, iemand heeft nu een kind van 8 op een hockeyvereniging en is redelijk actief op de vereniging bij het team. Maar de kans is groot dat dit vrijwilligerswerk stopt als het kind pakweg 15 is omdat kinderen dan veel zelf gaan doen. Als de hockeyvereniging het dan goed heeft gedaan, blijft deze persoon behouden voor het vrijwilligerswerk bij de vereniging of in het algemeen. De derde stakeholders zijn al die poortwachters met wie je een gesprek aan kunt gaan van voor toegang naar vrijwillige energie. Poortwachter zitten bovenop een berg met vrijwillige energie. Dat geldt voor veel meer organisaties, want er zijn veel poortwachters.
Nog-nooitvrijwilligers en Nu-nietvrijwilligers
Als laatste onderwerp heb ik het over de ongebruikte reserve waar alle stakeholders aan moeten werken. Hoe halen we niet-vrijwilligers erbij? Voor die ongebruikte reserve kunnen we de metafoor van de “fainting goat” gebruiken. Dat is een schattig geitje, maar wel met een dna-probleem. Dat dna-probleem zorgt ervoor dat de geit flauw valt bij stress. Die flauwvallende geit staat symbolisch voor de meeste niet-vrijwilligers. Je vraagt ze om vrijwilligerswerk te doen en ze vallen direct om. Het dna-probleem wordt versterkt door hoe we ze vragen. Ze staan ergens lekker rustig gewoon niks te doen dan krijgen ze ineens een klap op de schouder: kom je bij ons vrijwilligerswerk doen? Dan zijn er dus twee groepen: nog-nooit en nu-niet.
Nog-nooitvrijwilligers
Het was moeilijk om ze te vinden, maar ze bestaan: nog-nooitvrijwilligers. In een Australisch onderzoek hebben we uiteindelijk mensen geïnterviewd waarvan wij zeker weten dat ze 5 jaar lang geen vrijwilligerswerk hebben gedaan. Die mensen hebben echt een serieus ‘dna-probleem’, laten we daar helder over zijn. Dat poetsen we niet weg met wat communicatie. Ze hebben echt andere normen en waarden. Ze praten echt anders over hun positie in de samenleving. Ze hebben ook andere gedachte over beschikbaarheid. We hebben echt conversaties gehad waarbij ze zich afvroegen hoe je dan je geld moet verdienen als je vrijwilligerswerk doet! Als je bedenkt dat een gemiddelde vrijwilliger 4 uur per week actief is mag dat het probleem niet zijn, maar zij denken dat vrijwilligerswerk ook altijd 40 uur is. Die nog nooit vrijwilliger dat is een lastige groep en daar doen we volgens mij misschien te veel aan. Voor meer ideeën over deze flauwvallende nog-nooit vrijwilligers een blog https://www.nov.nl/themas/wetenschap+-+community/wetenschap+-+blogs+en+nieuws/1041650.aspx?t=Tipping+tractors+in+het+vrijwilligerswerk
De nu-nietvrijwilliger
Dat zijn die mensen die de laatste 5 jaar wel vrijwilligerswerk hebben gedaan, maar nu-(even)-niet. Zij verdienen het om anders benaderd te worden dan de nog-nooit groep. De nu-niet vrijwilliger heeft ooit wel vrijwilligerswerk gedaan en valt dus niet direct flauw. Maar werken op schuldgevoel - ‘je deed toch vier jaar geleden wel mee’ - is niet netjes en werkt niet voor de duurzaamheid. Je moet in een echte dialoog om uit te vinden waarom deze persoon nu-niet vrijwilligerswerk doet. Het gesprek dus aangaan door aan te geven dat je snapt dat er allerlei redenen zijn dat iemand nu-niet zegt. Daar moet je oplossingen voor bieden. Voor inspiratie, lees ook dit artikel.
En daarmee dus allemaal op weg van driekwart vol naar tot het randje!